Dodelijke verkeersongevallen
Het ene verkeersongeval is het andere niet
De afgelopen week was veelvuldig de zaak in het nieuws omtrent een dodelijk verkeersongeval in Meijel. Een 33-jarige man van Poolse afkomst werd door de rechtbank Limburg, locatie Roermond veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van een jaar met een proeftijd van twee jaar. Bij het ongeval kwamen drie mensen om het leven, grootouders en hun kleindochter. De vader van het kind gooide bij de uitspraak een stoel naar de rechter. De uitspraak zelf vindt u overigens hier.
De publieke opinie sprak er schande van. Op social media werd een vergelijking getrokken met deze uitspraak waar de verdachte 21 maanden kreeg voor het inrijden op een politieagent. Inmiddels is zelfs een petitie gestart tegen de uitspraak.
Het O.M. gaf aan in hoger beroep te gaan tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, locatie Roermond en in het nieuws is te horen dat het O.M. claimt bewijs te hebben dat de verdachte harder dan 120 km/u heeft gereden. De vraag rijst terloops waar dat bewijs dan tijdens de behandeling van de zaak was.
De vergelijking tussen de twee zaken gaat niet op. De Meijel zaak leidde tot een veroordeling voor artikel 5 Wegenverkeerswet (WVW), een overtreding, kort inhoudende dat het strafbaar is om gedrag te vertonen waardoor gevaar of hinder op de weg ontstaat of kan ontstaan. Praktisch iedere serieuze verkeersfout kan tot een vervolging voor dit feit leiden.
In de politieagent zaak viel een veroordeling voor poging doodslag, één van de zwaarste misdrijven in ons wetboek, alsmede voor het rijden onder invloed en het rijden zonder geldig rijbewijs.
Het ene verkeersongeval is het andere niet. Indien bewust de keuze wordt gemaakt om op iemand in te rijden betekent dat dat bewust een poging wordt gedaan een ander van het leven te beroven. Het is een bewuste keuze, juridisch vertaald naar opzet, en de straf is daar naar.
Anders ligt dat bij een vervolging vanwege artikel 6 WVW, waarin strafbaar is dat door een ongeval dat aan iemands schuld is te wijten een ander zwaar lichamelijk letsel oploopt of het leven verliest. Hier gaat het dus niet om opzettelijk een verkeersongeval veroorzaken, alleen de schuld van het ongeval ligt bij een persoon. Om de kring te beperken zijn er minimumgrenzen aan de schuld. De rechtbank Roermond heeft het in haar persbericht als volgt uitgelegd: Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. De jurisprudentie verdeelt dit nog verder onder in drie categorieën. De zwaarste is “Wegpiraterij / roekeloos rijden”, de iets minder zware variant is een “grove verkeersfout” en de lichtste is een “aanmerkelijke verkeersfout”. Ook is in jurisprudentie uitgemaakt dat een enkele verkeersfout niet perse tot een aanmerkelijke verkeersfout leidt.
Iemand die zonder rijbewijs door rood rijd en daarmee de maximum snelheid forst overschrijdt en onder invloed is van alcohol zou al snel benoemd kunnen worden als roekeloos rijgedrag. De straffen zijn ook (terecht) fors. Indien een dode te betreuren valt zijn de straffen, zonder dat er alcohol in het spel is, als uitgangspunt, 8 maanden gevangenisstraf (roekeloos), 6 maanden gevangenisstraf (grove verkeersfout) of de maximale werkstraf (aanmerkelijke verkeersfout). Daarnaast onvoorwaardelijke rijontzeggingen van 3, respectievelijk 2 en 1 jaar.
Indien niet vastgesteld kan worden dat de hierboven omschreven schuld bewezen kan worden verklaard, wordt veelal teruggevallen op het genoemde artikel 5. Dan is er dus sprake van een niet aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Het is dan niets meer of minder dan een verkeersongeval. Geen opzet, geen grote verkeersfouten, gewoon een tragisch ongeval.
In de Roermondse zaak kwam de rechtbank juist tot dat oordeel. Het was een tragisch verkeersongeval. De verdachte had geen middelen of alcohol gebruik, had geen aantoonbare verkeersovertreding begaan en het enige dat justitie bracht was dat hij te hard zou hebben gereden. Op dit punt is nader onderzoek verricht. De maximumsnelheid was 80 km/u. Het voertuig zou tussen de 76 en 124 hebben gereden. Indien de snelheid tussen 76 en 80 lag was van enige verkeersovertreding niet eens sprake. Terecht oordeelde de rechtbank dan ook, in ogen van ondergetekende, dat van “schuld” geen sprake was. En dus sprak de rechtbank vrij. Wel volgde een veroordeling voor artikel 5.
Dan is de opgelegde straf (120 uur en een jaar voorwaardelijke rijontzegging) opeens niet zo opvallend meer als gekeken wordt naar de straf die als uitgangspunt zou hebben gegolden indien wel sprake was geweest van schuld (240 uur en een jaar rijontzegging).
De reacties zijn te begrijpen. Drie mensen overleden, een tragische uitkomst die niemand had gewild. Maar indien niet kan worden vast gesteld dat de verdachte dat in de zin van “schuld” is aan te rekenen en met de wetenschap dat die persoon ook zal moeten leven met deze feiten, is de opgelegde straf begrijpelijk. En wat de straf ook was geworden, in dit soort zaken zijn er helaas altijd alleen maar verliezers.
– Marco Bos, 23 november 2014